Onder de noemer "LEO Onderzoekerspodium" verschijnt in aanloop naar de Sectorbijeenkomst op 16 mei elke twee weken een gastblog door een onderzoeker op onze website. Deze keer is het woord aan Tessa Bijvoet.
Gedeeld eigenaarschap bij grootschalige energieprojecten
Lang voor het Nationale Klimaatakkoord deden wetenschappers al onderzoek naar gedeeld eigenaarschap van hernieuwbare energieprojecten. De conclusie: het ontwikkelen van hernieuwbare energieprojecten door lokale initiatieven met coöperatief eigenaarschap draagt positief bij aan de lokale acceptatie. Echter, deze lokale organisaties hebben doorgaans niet de kennis en middelen om grootschalige projecten te ontwikkelen. De mogelijke oplossing: gedeeld eigenaarschap van hernieuwbare energieprojecten.
Gedeeld eigenaarschap is weer actueel, want in het Nationale Klimaatakkoord komt waarschijnlijk de ambitie te staan om 50% van de hernieuwbare energie-opwek in lokaal eigendom te realiseren. Ook in de nieuwe Omgevingswet wordt uitgebreid aandacht besteed aan (proces)participatie.
Voor mijn afstudeerscriptie sprak ik met verschillende partijen, in lijn met de eerdere onderzoeken. Alle partijen zijn of worden betrokken bij de realisatie van grootschalige hernieuwbare energieprojecten, in gedeeld eigenaarschap tussen een commerciële partij en een energiecoöperatie. Zoals dat wel vaker gebeurt bij het schrijven van een scriptie, roept de onderzoeksmaterie minstens evenveel vragen op als er uiteindelijk beantwoord worden. Gelukkig kan ik binnen het programma Energietransitie van de provincie Utrecht nog elke dag verder leren over het onderwerp. Over drie aspecten die mij stof tot nadenken gaven, deel ik graag mijn gedachten in deze blog.
De ene energiecoöperatie is de andere niet
Alle organisatievormen die in wetenschappelijke literatuur onder de noemer ‘lokaal initiatief’ of ‘energiecoöperatie’ vallen, vormen een diverse groep. De financiële mogelijkheden en het kennisniveau binnen de energiecoöperaties verschillen echter: inderdaad hebben niet alle energiecoöperaties de kennis en middelen om grootschalige projecten te realiseren, maar sommige hebben dit wel degelijk. Interessant was ook om te observeren dat de bijbehorende sociaal-organisatorische structuren niet altijd overeenkomen. Het uitgangspunt ‘eigenaarschap voor burgers’ bijvoorbeeld, vatte de ene energiecoöperatie vrij letterlijk op terwijl een andere zocht naar een meer symbolische verbinding met de omgeving.
De sociale dimensie
Energiecoöperaties en commerciële partijen kunnen overeenkomstige uitgangspunten hebben, die een basis vormen voor samenwerking. De doelstellingen van respectievelijk een energiecoöperatie en een commerciële partij hoeven namelijk in technische zin niet van elkaar te verschillen: wat er fysiek in het landschap verrijst, blijft hetzelfde. Het onderscheid zit in de invulling aan de sociale dimensie van de energie-infrastructuur. Een energiecoöperatie verschilt doorgaans van een commercieel bedrijf in de manier waarop de energietechniek wordt ontwikkeld, en wie er gebruik van maakt. Burgers en organisaties wiens beleving van de leefomgeving om wat voor reden dan ook niet te verenigen is met het laten verrijzen van grootschalige hernieuwbare energietechnieken, lijken zich hierdoor even weinig te identificeren met een energiecoöperatie als met een marktpartij. Energiecoöperaties en andere vormen van lokaal eigenaarschap kunnen ‘lokale acceptatie’ wellicht bevorderen, maar niet altijd garanderen.
Sociale winst voor de buurt
In plaats van de focus op de wat passieve term ‘lokale acceptatie’, heb ik na mijn onderzoek het idee opgevat dat lokale energie-initiatieven meer waardering verdienen. In lokale energie-initiatieven, die een sociale organisatievorm hebben, organiseren en ondernemen buurtgenoten samen. Zij zetten zich samen actief in voor maatschappelijke uitdagingen in de leefomgeving. En zelfs wanneer er om welke reden dan ook uiteindelijk geen hernieuwbare energietechniek wordt gerealiseerd, blijft deze sociale winst een feit.