LEO blogt 10 oktober 2022

Het gekantelde perspectief van een coöperatieve ontwikkelaar

logo LEO

In 2013 besloot de gemeente waar ik woon om windmolens te gaan bouwen. Samen met de buurgemeenten werden er twee zoekgebieden aangewezen en ging de gemeente op zoek naar partijen die wilden ontwikkelen. Daar waren er natuurlijk al een heleboel van, die zoals gebruikelijk al jaren geleden percelen hadden vastgelegd. Maar de gemeente had een bijzondere eis: burgers moesten ook mee kunnen doen. Zonder dat dat verder was gespecificeerd in eigendom, zeggenschap of rendement.

Wij zijn de omgeving

Juist vlak daarvoor hadden wij in het dorp een energiecoöperatie opgericht. We wilden elkaar helpen met verduurzamen, zodat het wat sneller zou gaan en we niet op de overheid hoefden te wachten. Wij gingen natuurlijk naar de gemeentelijke voorlichtingsavond over de windplannen en staken direct onze vinger op. Wij wilden wel zorgen dat die burgers mee konden doen. De wethouder reageerde enthousiast en de kiem voor Betuwewind werd gelegd. Voor mij betekende dat een grote switch in mijn werkzame leven. In het begin was er nog geen geld maar er ging wel veel tijd in, gelukkig kon ik dat combineren met mijn baan als docent bij Hogeschool Utrecht.


Een spannend proces begon, waarin we in het begin als indringers werden gezien. Erg welkom waren we niet omdat we ook echt mee wilden doen. We hadden ideeën over hoe het gebied optimaal ontwikkeld kon worden, dus we wilden zeggenschap. Maar al snel ontdekten we dat er geld te verdienen was en dat wilden we natuurlijk ook. We wilden rendement en dat zou lukken als we mede-eigenaar zouden worden. Maar dat was lastig, want daarmee werd de koek voor de andere ontwikkelaars kleiner. Ons werd aanvankelijk 5% geboden, om niet, maar wij wilden 50%. Naast rendement wilden wij ook met de omgeving in gesprek over wat er allemaal aan het gebied verbeterd zou kunnen worden. Wij noemden dat ‘meervoudige waardecreatie’. Ideeën genoeg, maar het sloot lang niet altijd aan bij de bewoners en andere gebruikers van het gebied en ook de gemeente en de ontwikkelaars zaten er niet op te wachten. Het ontwikkelen van een windpark was al moeilijk genoeg. Het zou alleen maar (risico)geld kosten en vertragen.

Twee jaar hebben we hierover gepraat, het eigendom hebben we afgemaakt op 30% en daar hebben we ook nog behoorlijk voor betaald. En wij kregen de rol om de communicatie te doen en draagvlak te creëren. Kortom, wij deden het omgevingsmanagement. Met als doel zo snel mogelijk een vergunning te verkrijgen, zonder poespas. Het voelde als een slecht compromis maar het pakte goed uit. De procedure gaf genoeg ruimte en tijd om uitgebreid met de omgeving in gesprek te gaan en ook sommigen uit de directe omgeving sloten zich bij ons aan. Ook gemeenteraadsleden werden lid, we groeiden, vonden risicogeld bij de leden om de ontwikkeling te betalen en werden alom gerespecteerd. Het was hard werken maar we hadden al snel het gevoel dat het echt ging lukken. En dat geeft vleugels.

In 2017 kregen we voor beide parken de vergunning, eind 2018 bereikten we financial close en lukte het om ons eigendom tot 50% uit te breiden, begin 2020 maakten we onze eerste kWh.

Financieel hadden we een goed project. Dat wisten we van tevoren, dus konden we de omgeving een goed rendement beloven en ook geld reserveren voor nieuwe projecten. Voor de mensen die duurzaam belangrijk vinden klonk dat als muziek in de oren, maar dat is zeker niet de hele omgeving. We horen ook nog vaak dat we ‘lelijke krengen’ hebben neergezet; ‘subsidieslurpers’ en ‘vogelslachters’. Maar met ruim 1000 leden kun je wel zeggen dat we iets aan ‘draagvlak’ bereikt hebben. Uiteindelijk is het belangrijkste toch geweest dat de gemeenteraad overtuigd werd en niet werd afgeleid door de ‘stemming’ van een relatief kleine groep. We hebben dat bereikt door veel praten, persoonlijk contact en natuurlijk de belofte van duurzaam en financieel rendement. We worden er als omgeving dus ook echt beter van. Wij zijn de omgeving.