“Het lijkt alsof we niets leren van alles wat er misgaat rondom windprojecten en dat we steeds dezelfde fouten blijven maken.” Met deze frustratie begon ik zes maanden geleden aan mijn masterscriptie voor Governance of Sustainability aan de Universiteit Leiden. In mijn studie las ik artikelen en zag ik documentaires over uit de hand gelopen conflicten rondom windprojecten. Ik voel de urgentie van de energietransitie, maar begrijp tegelijkertijd heel goed wat voor negatieve sociale gevolgen het kan hebben als zorgen van mensen niet worden erkend. Ik vroeg me af of we iets leren van dergelijke conflicten. Nemen we iets mee van onze ervaringen met conflicten en zetten we die kennis om tot verandering in onze windenergieaanpak?
Volgens de literatuur kunnen conflicten wel degelijk waardevol zijn. Ze geven een stem aan andere perspectieven, kennis, zorgen en ideeën. In die zin zou conflict niet voorkomen moeten worden, maar juist worden beschouwd als een leerervaring met een potentiële positieve impact. Als optimist vind ik dit een fijn idee, maar ik vroeg me ook af of dit theoretisch ideaal stand houdt in de praktijk. Zien we dit in de werkelijkheid ook gebeuren? Wordt er écht geleerd van conflicten? Deze vragen vormden de basis van mijn onderzoek en scriptie.
Het onderzoek
Ik besloot onderzoek te doen naar welke veranderingen er in het beleid en de projectaanpak hebben plaatsgevonden binnen de Nederlandse energietransitie naar wind op land in de afgelopen tien jaar, en of en hoe deze veranderingen het gevolg zijn van sociaal conflict rondom wind op land. Om deze vraag te beantwoorden bouwde ik – zoals het een academicus betaamt – een theoretisch kader om naar conflict en verandering te kijken. Ik onderzocht vervolgens in beleidsdocumenten, gedragscodes, evaluatierapporten en door interviews met verschillende stakeholders welke partijen in de loop van de tijd van zich lieten horen in participatieprocessen, hoe de issues die zij aankaarten veranderden en op welke manieren zij kunnen participeren. Ik keek daarbij naar hoe dit zich vertaalde naar veranderingen in formele wetten en beleid en in informele maatschappelijk normen en waarden.
Ik leerde dat er veel is veranderd, zowel in formele als informele zin. Veranderingen in beleid en regelgeving waren makkelijk terug te voeren op de onderwerpen die partijen aankaartten. Denk bijvoorbeeld aan strengere geluidsnormen en aan toepassing van innovaties om de negatieve ecologische impact van windturbines te verminderen. Het was lastiger om te bepalen wat het effect was op de participerende partijen zelf en op de manier waarop zij konden participeren. Het gaat dan namelijk om thema’s als inclusie, diversiteit, rechtvaardigheid en onderling vertrouwen en de effecten daarop zijn minder goed meetbaar. Niettemin zag ik verandering, bijvoorbeeld in de decentralisatie van beleidsvorming van het nationale naar het regionale niveau, in de groei van het aantal samenwerkingen tussen partijen en in de groeiende stem van burgers in beleidsvorming en financiële participatie.
Relatie conflict en verandering
Waren al deze veranderingen nou het gevolg van conflict? Mijn geïnterviewden waren het erover eens dat de heftigheid van conflicten leidde tot verandering. Soms was dit verband tussen conflict en verandering overduidelijk, zoals bij de decentralisatie van beleidsvorming en met de oprichting van Platform LEO om kennis en ervaringen uit te wisselen. Andere keren was deze relatie minder makkelijk te observeren. Dit kan komen doordat verandering vaak ook een langzaam proces is, maar kan ook betekenen dat er nog niet altijd genoeg wordt geleerd van conflicten.
Vaak waren veranderingen ook nog vaag en voor interpretatie vatbaar. In een gedragscode stond dan bijvoorbeeld “iedereen die wil participeren moet een kans hebben om te participeren”. Wat betekent dat? Wie is dan verantwoordelijk? En hoe meten we of dit gerealiseerd is? Maar ook vage of multi-interpreteerbare doelen dwingen organisaties om na te denken over hun manier van doen en stellen hen in staat elkaar bij de les te houden. En soms leidt informele verandering tot formele verandering. Dit was bijvoorbeeld het geval bij lokaal eigenaarschap. De groeiende maatschappelijke roep om meer financiële participatie door burgers leidde tot de samenwerking van energiecoöperaties die vervolgens met succes lobbyden voor een doelstelling van 50% lokaal eigenaarschap in het Klimaatakkoord van 2019.
Potentie voor verdere verandering
De potentie van conflicten is groot, maar de huiver ervoor ook, wat heel begrijpelijk is. Maar conflict is van alle tijden en in zekere zin onvermijdelijk wanneer je iets verandert in een landschap. Conflictpreventie is dus gedoemd te mislukken. In plaats daarvan kan de waarde van sociaal conflict gebruikt worden om processen zo in te richten dat er vroeg geleerd wordt van de waarden, belangen en wensen van verschillende stakeholders. Het haalbare doel wordt dan leren van conflict om zo huidige en toekomstige projecten beter in te richten.
Op dit moment staat burgerparticipatie nog te vaak gelijk aan enkel financiële participatie; delen in de winst en/of compensatie voor het ongemak van een windturbine, conform de formele richtlijnen en regels. Maar dat is niet genoeg. Ik pleit dan ook voor bredere procesparticipatie. Betrek burgers bij het proces van de projectontwikkeling, van beleid tot locatiekeuze en bij inrichten van de financiële participatiemogelijkheden. Participatie start dan al in de beginfasen van een project, waardoor conflicten, als die zich voordoen, nog constructief kunnen bijdragen aan het verdere verloop van het proces. Met mijn scriptie roep ik beleidsmakers en projectontwikkelaars op om processen beter in te richten, met ruimte voor conflict en met nadrukkelijk de insteek om van conflicten te leren. Tijdens mijn onderzoek was ik onder de indruk van hoe Platform LEO deze ideeën al uitdraagt en een hub vormt voor kennis en ervaring. Ik hoop dat we de komende jaren innovatieve manieren kunnen ontwikkelen om deze kennisuitwisseling nog meer te bevorderen.